Reisfragmenten

Onderstaand een aantal oude reisfragmenten van mijn eerste reizen naar India

 

Wake up call
Ik had er al wel vaker over gelezen: de Spartaanse hotels in India. Echter nooit de nacht doorgebracht in iets wat mij niet zo aantrok. Tot afgelopen zomer (2002) in Pilani, Shekhawati. Een tot Indiaas hotel omgebouwd klooster, grauw en grijs. Alle kamers kwamen uit op een binnenplaats. Geen keus verder in dit afgelegen dorpje en ook geen prijs. Honderdenvijftig roepies voor een redelijk ruime tweepersoons kamer op de eerste verdieping. Spartaans dus. Maar met balkon en redelijk uitzicht, wat bij mij altijd de doorslag geeft. Het invullen van incheckformulieren, normaal in India voor buitenlanders in twee- of soms wel drievoud, kon hier ook achterwege blijven. Spartaanse fauteuil op het balkon neergezet, pilsje besteld, een geïmproviseerde asbak gevonden. Best wel prettig zo.

Het is in India vrij vroeg donker, geen uitzicht meer op het balkon en vanwege de muggen verplaats ik mij weer naar binnen. Een vogeltje is per ongelijk in de Spartaanse kamer gevlogen. Zoeft wat heen en weer en blijkt als ik een extra lampje aan doe plots verdwenen. Na veel zoeken word ik een rond bolletje op het wel zes meter hoge plafond geplakt gewaar. Vleermuizen.
OK, licht weer uit, dan kan ‘ie de weg weer naar buiten vinden.

Etenstijd. Rattan, zoals altijd uitgehongerd na een lange rit, haalt een Full Tandoori Chicken met wat rijst en chappaties. Eten en op tijd naar bed.Ik wordt de volgende ochtend op tijd wakker door dat er iets omvalt. Van schrik ga ik rechtop in bed zitten. Het beest, zittend op het tafeltje aan het uiteinde van het bed, zich tegoed doend aan de voedselresten van de vorige avond schrik zich ook een aap. En grijpt, voor hij de openstaande balkondeuren weer uitvlucht, snel een ontbijtje mee: mijn dure zonnebril. In snel tempo schiet ik hem in mijn onderbroek achterna, maar besef al gauw dat ik niet dezelfde acrobatische toeren kan uit halen en blijf op het balkon het gebeuren gadeslaan. De aap stopt gelukkig op een nabijgelegen muurtje en zet z’n tanden in mijn zonnebril. Of het de geur of de smaak was, in ieder geval vond hij m’n bril niet lekker en liet ‘m gelukkig nonchalant vallen aan de hotelkant van het muurtje.

Plaspauze
Goed geslapen vannacht. Vandaag wil ik de Chadwick Falls, een waterval in de buurt, bezoeken. We rijden eerst naar Summer Hill, vijf kilometer buiten Shimla. Dat is op zich al moeilijk te vinden met alle kronkelwegen en geen enkele richtingsborden op de weg. Vanaf Summer Hill is het nog slechts twee kilometer. We rijden maar wat en niemand heeft ooit van de Chadwick Falls gehoord. Maar we blijven stug door rijden.

Uiteindelijk staat er ergens in een bocht bij een winkeltje een bord met een pijl naar de waterval. Je kunt vanaf hier lopen of anders nog een eind met de auto doorrijden. Rattan wil natuurlijk niet lopen dus hobbelen we voort over de vreselijke weg. Rattan vindt de hele zoektocht maar niks en ik ben af en toe bang dat de auto het zal begeven. De weg wordt alsmaar erger. Op een gegeven moment wil Rattan niet meer verder rijden. Er is nu ook een wandelpaadje en we besluiten verder te gaan lopen. Na honderd meter wil Rattan ook niet meer verder lopen. Er is hier niets of niemand. Dat ik dat juist prachtig vind zegt hem niets.

Om dat ik mij een beetje schuldig voel gaan we maar weer terug met de auto over het hobbelige pad de berg weer op. Bij het bord met de pijl wil ik nu lopend proberen om bij de waterval te komen. Rattan wil niet lopen en ik vind het best als hij bij de auto blijft wachten. Ik ga in ieder geval wel. Al lopend zak ik de berg weer af en Rattan loopt toch wel mee. We komen weer op hetzelfde paadje terecht waar we al eerder waren. Nu zetten we door. En Rattan maar zeuren over het loerende gevaar en de stilte. Ik vind het nog steeds prachtig hier en leg hem uit dat beren vooral besjes eten en tijgers niet van mensenlucht houden. En de rovers die toeristen overvallen, nou ja, dan moet je wel erg pech hebben.

 

Eindelijk komen wij bij de waterval aan en ik begin vreselijk te lachen. “An elephant comes more out when he does pipi”, zegt Rattan boos. Het is inderdaad maar een heel klein watervalletje. De moesson moet nog op gang komen. Rattan is bang omdat hier niemand te bekennen is. Ik vind het nog steeds een prachtige plek en maak wat foto’s. Om weer terug naar de auto te gaan moeten we nu de hele berg weer omhoog. Het is een hele klim, maar toch wel de moeite waard.

 

 

German dog in Delhi
Hamid, de cousinbrother van Rahim en Shafy in Bhogal, heeft een Duitse herder pup gekocht en zit daar de hele dag mee om te tutten. Het beest moet uitgroeien tot een echte waakhond voor de houseboat in Kashmir. Het beest krijgt voornamelijk gekookte eieren en rijst te eten (nationaal Kashmiri gerecht, maar dan zonder het lekker gekruide uiensausje). Wordt een enkel keertje uitgelaten, maar moet verder de hele dag op het balkon doorbrengen. In de hitte, zonder water. Dat maakt van de pup een goede waakhond.

Aan het eind van de dag komen de jonkies thuis van school en komen mij en de hond een beetje plagen op het balkon. Ik drink m’n pilsje, rook mijn sigaretje en voel mij vreselijk tolerant en begripvol voor cultuurverschillen als het gaat om het omgaan met dieren. Als de middelste zoon de uitgedroogde pup voor de lol een schop geeft, geef ik hem dan ook direct een draai om z’n oren. Hij schrikt, probeert te huilen, kijkt in mijn meedogenloze ogen, en zoekt steun bij z’n oudere brother. Maar die is al acht, spreekt een woordje Engels, maar nog meer de internationale gebarentaal. En doet mij na dat je een hond ook kunt aaien. Voor de eerste, en waarschijnlijk de laatste, keer krijgt de pup een aai over z’n rug.
Al te afgepeigerd om vals terug te meppen, zoals ik.

OK, de jonkies gingen voor het slapen gaan onder de douche. Leuke foto dacht ik, zo spetterend in een plastic kinderbadje, tot het valse geniep, slechts vier jaar oud, een stem op zette waar de koninklijke spiegels van kunnen barsten.Alsof er een geit geslacht werd kwamen moeder, grandmother en tante direct kijken wat er loos was.
Ik heb nog nooit mijn fototoestel zo snel kunnen wegmoffelen.

Kopje thee
Vanuit Nainital een toertje gemaakt door de bergen. Via kronkelende wegen naar Bhimtal, een meertje in de buurt. Daar aangekomen eerst een tochtje in een roeiboot gemaakt. Na een uurtje of zo wordt het tijd voor een kopje chai. Vlakbij de aanlegplaats voor de bootjes is een restaurantje. Ik installeer mij in een donker hoekje achter in de verder lege zaak, zodat ik zicht heb op de ruimte en de bediening.
Opeens wenkt de ober mij: “Come, come!”. Ik wil niet, zit wel prima hier in dit hoekje. Nogmaals: “Snake, snake!”. Van onder mijn tafel kronkelt een twee meter lange slang door het restaurantje. Ik weet niet hoe snel ik in de auto moet komen. “Chai, chai!”, roept de ober mij nog achterna als Rattan plankgas geeft.

Krabben, kreeftjes en garnalen
Vanuit Calcutta is het slechts twee uurtjes op en neer naar het strand. Althans, zo leek het op de kaart. Dus pas om een uur of elf weggegaan uit het hotel. Om een uur of twee waren we halverwege. Althans, zo leek het op de kaart. Tijd voor een korte stop en een lunch. We moeten nog verder voor ons einddoel. Tegen vijven kregen we een lekke band. Slechts een uurtje rijden voor vervanging, gelukkig. Maar we zijn nu toch wel bijna bij het strand. Halfzeven is het als we bij een vissersdorpje komen. De weg houdt hier ook op. Rattan informeert in het Hindi bij de Bengalese vissers waar het strand nu is. We moeten eerst per pontje de rivier over steken en dan verder per ossenkar. Het laatste pontje vertrekt over een half uurtje. We zijn nu al zover dat ik door wil zetten. De ossenkar blijkt een misverstand te zijn.

De weg loopt gewoon door aan de overkant van de rivier. Nog anderhalfuur gewoon rechtuit rijden door een prachtig mangrovegebied in de Ganges delta. De zon zakt langzaam maar zeker in de oceaan, die nu toch wel vlakbij moet zijn. Tegen negenen arriveren we eindelijk in het beloofde vakantieoord aan zee. Op een na alle hotels zijn gesloten wegens een elektriciteitsstoring. Ik wil nu eerst naar het strand, ook al is het inmiddels pikkedonker. Via een weggetje komen we met auto en al op het strand terecht. Rattan zet de autolampen op volle sterkte en waar je nu ook kijkt kruipen krabben op het strand, duizenden krabben.

In het hotel ingecheckt en ik vraag Rattan als gewoonlijk of hij met een bediende van het hotel de bagage uit de auto wil halen. “Which luggage?”, kijkt hij mij nu glimlachend aan.

De volgende morgen om vijf uur ben ik alweer wakker en maak een wandeling naar het strand. De krabben zijn nu verdwenen en hebben plaats gemaakt voor duizenden rode kreeftjes. Ze schieten alle kanten uit. Overal holletjes op het strand. Een aantal Indiërs zijn iets uit de zee aan het zeven. Het blijken babygarnaaltjes te zijn. Die worden verkocht aan een kunstmatig aangelegde garnalenkweekboerderij. Daar zijn er tientallen van in deze omgeving. Allemaal voor de westerse markt.

Eet smakelijk
‘Hello” links, ‘hello’ rechts, ik loop. Een Indiase jongen loopt met mij op. Hij begint te praten en van alles uit te leggen. Ik probeer rechtdoor te lopen, wijk geen meter naar links of naar rechts, als hij mij iets wil aanwijzen of af wil slaan. ‘Where do you go?’. ‘That way!’, vooruitwijzend en ik loop stug door.. Helaas, de moesson breekt door en we lopen naar een klein, houten kraampje om te schuilen. Er zit een oud vrouwtje met een jongetje en mij wordt chai en een beedie aangeboden. Het regent, het is warm, ik ben moe van de reis en ik voel me een prins met een kopje thee in dat houten hutje. Ik kan wel uren zo blijven zitten.

De regen stopt weer na een kwartiertje of zo en we wandelen terug. Sakil, zo heet hij, wil me z’n shop laten zien. ‘Why not?’, denk ik. Hij heeft een shop bij restaurant Temple View. Een restaurant wat totaal niet loopt door het slechte eten en de bediening, zo vertelt hij mij later eerlijk. Eerst maar een pilsje drinken. Dat valt goed na zo’n lange busrit. Nog maar een. Plotseling is er een stroomstoornis. Há, ik heb een zaklantaarn, denk ik en ik maak licht. Allerlei dikke torren landen plotsklaps op m’n witte India-shirt en kruipen er lekker onder. Jeuk, jeuk, overal jeuk. Elektriciteit verlost mij uit m’n lijden.

Het lijkt mij verstandig om ook wat te eten. Sakil laat een jongetje wat halen. De pikorde is duidelijk. Ik wordt op m’n wenken bediend. Eerst worden er wat gefrituurde dingetjes geserveerd. Ik ontdek een dooie duizendpoot in een stukje gebakken aardappel. Door bier en moeheid overmand beginnen de gefrituurde groene pepertjes op gebakken salamandertjes te lijken. Ik krijg geen hap meer door mijn keel. Er volgt een vegetarische schotel. Ik deel met Sakil, die gulzig een kommetje leeg geschrokt. Hij heeft waarschijnlijk de hele dag nog niet gegeten. Na twee happen laat ik de kleffe hap staan. Na een derde pilsje besluit ik naar het hotel terug te gaan. Sakil loopt met mij op tot de ingang. Bij het hotel gekomen ga ik naar binnen en loop enigszins wankel naar m’n bed. ’s Nachts vreselijk gesnurkt.

Welterusten
Na zeven of acht uur rijden komen we in Khatima. We zijn bij het huis van de opa van Rattan, in het dorpje waar hij geboren en opgegroeid is. Naast z’n opa wonen er een stuk of wat andere familieleden. Het is een mooie, rustige plek middenin de rijstvelden. Echt het plattelandsleven van India. Op het erf staan bedden. Ik ga lekker liggen zo tussen de waterbuffels, koeien, geiten, kippen en twee honden.

’s Avonds begint het iets te regenen dus worden de bedden verschoven naar een afdakje van het huis. Ik slaap slecht, maar vind het een prachtige ervaring. Ik heb de hele nacht naast opa gelegen, die snurkt. En af en toe hoorde ik een hond grommen.
Als ik de volgende ochtend Rattan vertel dat ik het verschil niet meer hoorde tussen het gesnurkt van opa en de hond moet hij vreselijk lachen.